Groningers hebben wél pogingen gedaan om zich te organiseren en samen te werken, maar verschillende factoren zorgden ervoor dat een éénduidige, krachtige vuist richting Den Haag uitbleef. Hier zijn de belangrijkste redenen:
1. Verdeeldheid door lokale belangen en verschillen
- Niet alle Groningers leden evenveel onder de gaswinning. Sommigen hadden baat bij werkgelegenheid bij de NAM of ontvingen compensatie, terwijl anderen volledig uitgeknepen werden.
- Dorpen en wijken hadden verschillende niveaus van schade, waardoor prioriteiten verschilden. Sommigen wilden vooral geld voor herstel, anderen eisten volledige stop van de gaswinning.
2. Gebrek aan centrale leiderschap en strategie
- Er ontstonden wel actiegroepen (zoals de Groninger Bodem Beweging en Schokkend Groningen), maar deze waren vaak lokaal en ad hoc. Er was geen sterke, landelijk zichtbare leider (zoals een boegbeeld) die het verhaal kon versimpelen en de media in kon.
- Protesten waren versnipperd: sommigen kozen voor juridische acties, anderen voor demonstraties, weer anderen voor onderhandelingen. Hierdoor was er geen eenduidige druk op Den Haag.
3. Overmacht van de tegenpartij (NAM/Den Haag)
- De NAM en de Nederlandse staat hadden oneindig meer geld, juridische macht en politieke invloed. Groningers vochten tegen een systeem dat gaswinning al decennia als "nationaal belang" had bestempeld.
- Den Haag speelde vaak verdeel-en-heers: compensatie werd individueel geregeld, waardoor slachtoffers tegen elkaar werden uitgespeeld ("Waarom krijgt hij wel geld en ik niet?").
4. Traumatisering en wantrouwen onder Groningers
- Mensen die jarenlang zijn genegeerd of voor leugenaar zijn uitgemaakt, ontwikkelen vaak een diep wantrouwen – niet alleen in de overheid, maar ook in elkaar. Dit maakt samenwerking moeilijk.
- Psychische problemen (angst, gevoelens van onveiligheid) leidden tot passiviteit bij sommigen, terwijl anderen juist woedend maar machteloos waren.
5. Te laat momentum
- Pas na de zware beving in Huizinge (2012) en de toenemende media-aandacht (o.a. door Argos en Andere Tijden) begon het besef door te dringen dat er een gecoördineerde strijd nodig was.
- Tegen de tijd dat grotere organisaties zoals Groninger Gasberaad en Waaksaam Groningen opkwamen, was er al zoveel schade en wantrouwen dat een massale beweging moeilijk op gang kwam.
6. Nederlandse protestcultuur: niet snel radicaal
- Groningers zijn (net zoals veel Nederlanders) geneigd om eerst via juridische en bestuurlijke kanalen te werken (rechtszaken, petities, gemeenteraadsprotesten) in plaats van radicale acties (blokkades, grootschalige burgerlijke ongehoorzaamheid).
- Pas recent (bijv. met bezettingen van NAM-kantoren of snelwegblokkades) zie je meer activistische tactieken, maar dat kwam na jaren van frustratie.
Conclusie: Waarom kwam er geen sterke, verenigde opstand?
Groningers probeerden zich wel degelijk te organiseren, maar werden gehinderd door:
✅ Verdeeldheid (verschillende belangen, individuele compensatie)
✅ Gebrek aan eenheid (geen sterk centraal leiderschap)
✅ Overmacht van de staat en NAM (financieel, juridisch, politiek)
✅ Psychologische impact (wantrouwen, trauma, moeheid)
✅ Nederlandse poldermentaliteit (niet snel naar radicale acties grijpen)
Pas de laatste jaren is er meer landelijke steun (o.a. via klimaatbewegingen) en worden de protesten zichtbaarder. Maar de tijd dat Groningen echt één krachtige vuist had kunnen maken, was waarschijnlijk in de vroege fase (jaren ‘90/2000) – toen was de schade nog beperkt, maar ook het besef van urgentie.